Bouwen met taal

Jokezelf over gisteren, vandaag en morgen

Marleen en de goudvissen – vervolg

Marleen en de goudvissen – vervolg

Ja, dacht Marleen schamper, terwijl ze kwaad de pedalen van haar fiets een voor een naar beneden duwde, afwassen – de keuken soppen en dweilen, zal je bedoelen en Bas zal je wel helpen door het afwaswater met kopjes tegelijk op de grond te mikken.

Nee, ze kon er niet meer tegen op. De laatste tijd dacht ze steeds vaker aan weggaan, maar haar kinderen hielden haar tegen. Ze zou voor eeuwig aan ze vast zitten. Jan zou zijn werk niet voor ze opgeven. En in de bijstand? Ze gruwde van het idee. Drie kinderen in vijf jaar, wie verzint zoiets? Ja zijzelf, het had haar erg leuk geleken zo’n groepje peuters bij elkaar. Ze had visioenen gehad van lekker wandelen met een baby in de kinderwagen, een peuter erop en een kleuter ernaast. En dan samen eendjes voeren en naar de zandbak. Grrr. Hoe had ze het kunnen bedenken. Het léék er niet op. Ze was alleen maar bezig met schoonmaken, zorgen en poetsen. En met Jan was het ook drie keer niks. Die was de hele dag aan het werk en ’s avonds hing hij voor de tv.

Nu ze erover nadacht, kwam ze er niet uit of ze overspannen was en tegen haar kinderen snauwde omdat haar huwelijk niet goed was, of dat haar huwelijk achteruitging omdat ze niet tegen de vermoeienissen van alledag op kon. Ze vermoedde het eerste, maar ze kon het niet bewijzen, had alleen sterke anti gevoelens zodra Jan maar in de buurt kwam.

Een paar weken geleden, tijdens de vakantie, had ze hem voorzichtig verteld dat ze niet tevreden was. Natuurlijk – ze had het kunnen weten – had hij tamelijk gekwetst gereageerd; “hoezo, het gaat toch redelijk?” “Nee,” had ze ingehouden gezegd, “nee, het gaat helemaal niet redelijk. Als ik opsta, ben ik al moe omdat ik ‘s nachts vaak op moet. De kinderen weetjewel? Of nee, dat weet je niet, want jij hoort ze nooit, makkelijk hoor. Als jij slaapt, lig je voor dood. En dan ben je met geen kanon wakker te krijgen. Dus dan ga ik er maar weer uit. En overdag verdrink ik in de troep en het werk. Van spelen met de kinderen of met ze het park in, komt alleen wat als ik met een dikke keel van de zenuwen zeker een uur bezig ben geweest om ze schoon te poetsen en aan te kleden. En dan moet ik om vier uur al weer thuis zijn, omdat jij meteen wilt eten als je om vijf uur binnenkomt.” “Dat wil ik helemaal niet.”“Dat wil jij helemaal niet?” Haar stem sloeg over. Ze stikte haast van woede.“Dat wil jij helemaal niet? En ik loop al zes jaar als een idioot te rennen om het eten om vijf uur klaar te hebben, want dan heb je zo’n lekkere lange avond.”

Enfin, ze hadden de veertien avonden van hun vakantie bijna helemaal besteed aan het op een rijtje zetten van de praktische kanten van hun huwelijk. Er waren nieuwe afspraken gemaakt die het allemaal wat gemakkelijker moesten maken. Dan konden ze er na de vakantie weer met frisse moed tegen aan. En daar waren ze nu dan al drie weken daadwerkelijk mee bezig, maar Marleen merkte dat ze met de dag nerveuzer werd. Jan deed zo verschrikkelijk zijn best om haar op- en aanmerkingen te voorkomen, dat ze het gevoel had dat ze nu helemaal geen kritiek meer mocht hebben. Maar het ging nog steeds niet goed. Ze bleef moe en geprikkeld. En ze had geen idee wat ze eraan moest doen.

Zes uur. Waar zou ze eens naartoe gaan. Alle winkels waren dicht, de bibliotheek nog niet open. In een film had ze geen zin. Thuis was film genoeg en ze wilde haar aandacht nu eens bij zichzelf in plaats van bij iets of iemand anders. Ze voelde zich vies, vet en slordig. Vies want de baby had na zijn fles nogal wat gespuugd en tijdens het koken had ze veel gemorst, ook op haar kleren, Vet omdat ze zo dik was gebleven na de geboorte van Jelle, nu 5 maanden geleden. Ze had een buik met vetrollen, waar je positie kleren voor zou kopen als je niet beter wist. En slordig was ze ook; haar haar, hoewel pas geknipt, piekte vettig en in slierten om haar hoofd. Nee, bah, ze wilde het liefst ergens wegkruipen en zich nooit meer vertonen, aan niemand niet. Nooit meer in de spiegel kijken. En nooit meer eten, zodat ze tenminste weer in haar eigen huid kon kruipen.

Marleen besloot eerst zomaar een half uurtje in de rondte te rijden, misschien hier en daar wat etalages te bekijken en dan langzaam naar de bibliotheek aan de Oosterdokskade te fietsen. Dan ging ze in de boven lekker alle tijdschriften lezen waar ze thuis al tijden niet meer aan toekwam. Kopje koffie erbij, wie deed haar wat?

Toen ze voor het gebouw stond, zette ze haar fiets op slot. Ze ging nog niet naar binnen. Het was zo lekker buiten. Ze liep naar de achterkant van het gebouw en ging op een betonblok zitten, haar benen bungelend naar beneden. Het water van het IJ weerspiegelde een laat septemberzonnetje en straalde een rust af die ze hier niet vermoed had te zullen vinden.

Ze zuchtte en haar roerige hersenen kwamen stilaan tot rust. Mijmerend overdacht ze wat ze zou gaan doen als de kinderen groot waren: dan ging ze echt weg. Lekker op haar eentje wonen, voor niemand zorgen dan zichzelf en misschien een paar goudvissen, want die kon je wegdoen als ze je er niet meer tegenop kon. Ze schrok van de gedachte, maar vond het tegelijkertijd een aangenaam idee.

Delen

Geef een reactieReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Informatie

Dit bericht is geplaatst op 12 sep 2010 door in Korte verhalen.

Navigatie

Mobiele versie afsluiten
%%footer%%