Bouwen met taal

Jokezelf over gisteren, vandaag en morgen

Wat zijn ze knap hè?

En dan is het zover. Opname om half elf. Een vriendelijke verpleegkundige komt zich voorstellen;
“Mijn naam is P.  Ik ben vandaag en morgen uw verpleegkundige. Ik moet eerst nog even wat doen, maar daarna breng ik u naar de afdeling.” Hij schudt mijn vader de hand, dan mijn moeder. “U kunt alles aan mij vragen, want ik ben tijdens het hele onderzoek bij u.” Mijn vader legt nogmaals zijn zorgen omtrent het onderzoek op tafel; slang, narcose, misschien is de kanker terug.
“Ja,” bevestigt P. de woorden van de specialist, “u wordt helemaal in slaap gebracht en u merkt er niets van, hooguit een beetje keelpijn na afloop, maar dat zal erg meevallen.”

Na een lijst met persoonlijke vragen, brengt hij ons naar de ziekenzaal waar mijn vader moet wachten tot half vier. Dan wordt hij pas naar de operatiekamer gereden voor het onderzoek. Pff, da’s lang hoor als je al nuchter bent vanaf 12 uur ’s nachts daarvóór, maar het is niet anders, schokschoudert mijn vader. Die is al dat wachten intussen wel gewend.

Vroeg in de avond worden we gebeld; alles is goed gegaan. Hij is al bij, maar nog een beetje slaperig.Als we daarna om kwart over zeven op bezoek komen, ligt hij inderdaad te slapen, maar al snel is hij redelijk bij. Geen idee wat er gebeurd is. Hij heeft niets gevoeld, vertelt hij, en hij weet niet wat ze gedaan hebben. De uitslag krijgt hij natuurlijk pas van de dokter morgen. En misschien mag hij nog wel helemaal niet naar huis. Hij is zichtbaar ontdaan.Zowel mijn vader als mijn moeder zijn super nerveus vanwege de mogelijke uitzaaiingen, dus ik loop naar de gang en schiet een verpleegkundige aan.
“Je vader had een verstopping in de galwegen. Het gruis is weggehaald en er is een stent gezet, dus alles is nu weer goed. Hij moet alleen even weer beginnen met drinken en plassen en als dat allemaal goed gaat, mag hij morgen naar huis.”

Dit bericht veroorzaakt een zucht van verlichting bij mijn ouders.
“Wat zijn de ze toch knap tegenwoordig hè?” zegt mijn vader, “ik heb er helemaal niks van gevoeld. Van die stent ook niet. Hoe is het mogelijk. En de kanker toch niet terug. Dat had ik niet verwacht.” Zijn stem breekt even, maar hij schudt toch heftig van nee als ik hem vraag of hij zich erg zorgen had gemaakt de afgelopen week.”Nee hoor, als het wel weer kanker was dan had ik er toch niets aan kunnen doen.” Ik aai hem even over zijn hand en knipoog naar mijn moeder, die de tranen in haar ogen heeft staan. Zij was erg bang geweest dat hij niet meer thuis zou komen.

De volgende dag mogen we hem om twaalf uur ophalen. Alles is goed gegaan. Hij plast weer als een tierelier en medicijnen zijn niet nodig. Hij krijgt een afspraak voor de oncoloog mee en een formulier om vooraf bloed te prikken. Als hij hoort dat ik speciaal vanuit de B. ben komen rijden om hem op te halen, zegt hij stoer; “Dat had niet gehoeven hoor. Ik had best kunnen lopen.” Maar hij laat mij toch zijn koffertje dragen en bij het trapje naar de parkeerplaats, houdt hij zich stevig met beide handen vast aan de leuning.

Weer thuis, wordt hij opgewacht door mijn moeder die hem stevig omhelst. “Schrik op schrik,” zegt ze met trillende stem, “en toch blijft een mens gezond.”

Delen

Geef een reactie Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Informatie

Dit bericht is geplaatst op 10 jul 2010 door in Ouder worden, Zorg en Welzijn.

Navigatie

Mobiele versie afsluiten
%%footer%%