Op het perron van het Gare de Lyon stonden twee in het wit geklede mensen met een karretje met bagage en een wit krullerig hondje in een tas erbovenop. De ritssluiting was stevig dichtgetrokken tegen zijn nek aan. Hij duwde onophoudelijk met zijn neus tegen de kleine opening aan en probeerde zich zo te bevrijden, wat niet lukte. Ik dacht dat het twee wat oudere en erg nerveuze oudere dames waren, maar in de trein bleken het een moeder met haar zoon van een jaar of twaalf te zijn. Moeder was erg zenuwachtig en praatte onophoudelijk in rap Frans tegen het kind aan.
‘Was dit wel het goede perron, dit wel de juiste trein, en wat ze zeggen wilde; dit was toch wel de tweede klasse, niet, en er werd toch niet gerookt, wel?’
De jongen gaf nergens antwoord op en zij stelde de vragen steeds opnieuw alsof ze in zichzelf stond te praten, maar al gauw begon ze omstanders aan te kijken die haar geruststelden of ja knikten, al naar gelang hun mate van ochtendhumeur.
‘Ah, bon, merci mesdames messieurs,’ antwoordde ze steeds opnieuw geagiteerd.
Eenmaal in de trein, vroeg ze aan mij of ze niet toevallig in de 1ste klasse beland was.
‘Nee hoor,’ zei ik vriendelijk, ‘ici c’est le deuxième, et hors fumée’.
Ze had de tas met het hondje erin op haar schoot gezet, met de rits een stukje open.
Op de eerste tussenhalte bleven de deuren dicht. Mevrouw reageerde geschokt en stuurde het jongetje naar achteren om poolshoogte te nemen. Terwijl hij verschrikt wegliep, tilde zij alvast de bagage uit het rek. Daarbij kwam ze klem te zitten in het looppad.
‘Ah René, n’reste moi pas ici comme ca,’jammerde ze haar zoon achterna. Die maakte onmiddellijk rechtsomkeer en begon ook aan het bagagekarretje te sjorren. Het maakte niets uit. De tassen waren er in de breedte op vatsgegespt en staken aan weerszijden uit. Ze zaten muurvast. Het hondje, een Maltezer leeuwtje, kefte venijnig. Pas na hulp van de conducteur kwam het gevaarte in beweging. Mompelend en met een licht wanhopige uitdrukking op haar gezicht, trok ze het wagentje tussen de zitplaatsen door op weg naar de uitgang.
‘Excusez-moi, pardon, je m’excuse,’ riep ze terwijl ze de bagage hotsend en botsend langs de bankjes trok. René volgde in haar kielzog. De tas met het hondje ver voor zijn buik uitdragend. Hij had duidelijk niets met het dier.
Ze stapte nog niet uit, maar hield wel scherp de deuren in de gaten. Die gingen gewoon open en weer dicht bij iedere volgende halte, waarna mevrouw telkens opgelucht ademhaalde. Bij de eindhalte tuimelde ze als eerste met bagage, hondje en zoontje op het perron, waar ze vervolgens breed gebarend alle koffers en tassen weer op het karretje begon te laden. René stond er wat ongemakkelijk naast, met zijn slungelige armen langs zijn romp. Af en toe plukte hij wat aan een tas, maar werd dan meteen terecht gewezen door zijn moeder. ‘Pas comme ca René!’
Hij haalde zijn schouders op en stapte opzij. Zijn blik naar binnen gekeerd. Toen ze alle tassen en koffers had opgeladen, slenterde hij langzaam achter haar aan. Zijn vakantie was begonnen.
Een gestressde moeder met ADHD symptomen. Vermoedelijk is ze in haar vrije tijd ook een bloeiende hypochonder 🙂 En die jongen, die komt pas tot bloei als hij op kamers zit, ver weg van moeder die ongetwijfeld zwaar gescheiden is.
Mooi geschreven met een prachtig tragi-komisch einde. Arme jongen, arme vrouw, samen in een soort dodelijke omklemming die het leven altijd wel in de aanbieding heeft.
@ Truus, ik zou het niet weten, maar het zal zeker voor de zoon geen feestje geworden zijn.
@ Minoesjka; kinderen zijn over het algemeen genieën in het leren omgaan met hun ouders.
Op een of andere manier had Renee dus geleerd om de stress van zijn moeder om te gaan.
Hoewel je het heel leuk beschreven hebt stemt dit verhaal me toch triest. Wat zal er geworden zijn van moeder en zoon???