“Bent u open?”
“Jazeker! Kom binnen,” roep ik enthousiast, “gezellig!”
“Mooi, dan laad ik de dames even uit. Ik heb er negen in mijn busje.”
Leuk, een groepje. Ik heb praatjes voorbereid over de restauratie van het schooltje, over C. Joh. Kieviet, de schrijver van Dik Trom, en eentje als toelichting bij de tentoonstelling Leentje leert lezen, maar dat blijkt niet nodig. Opgewonden kwetterend van blije herkenning, komen negen dames van boven de tachtig (de oudste blijkt 101) met stok, rollator, of gewoon op eigen benen het klaslokaal binnen gestommeld. De begeleider loopt er wat verloren achteraan.
“Werkt de museumkaart hier ook? Ik vraag het maar, want die heb ik altijd bij me. Nee? Nou, dan betaalt hij voor me, want ik heb al betaald.”
“Ach kijk, een inktlap, die maakte mijn moeder altijd voor mij.”
“Hoe heetten die kinderen ook al weer uit de eerste leesboekjes?”
“Ot en Sien!”
“Ja! Ot en Sien, of was het nou Pim en Mien?”
“Weet ik niet meer, maar het waren leuke boekjes. Heel wat beter dan wat ze tegenwoordig lezen, daar zit zoveel fantasie in, dat je het niet meer begrijpt.”
“Die leesplankjes hadden wij vroeger ook.”
“Ik heb een leesplankje thuis. Mèt lettertjes erbij. In zo’n rond doosje”
“Wat leuk. Ik heb niks meer. Zonde hoor. Alles weggedaan.”
“Ik ook, maar mijn oudste dochter bewaart alles. Die heeft nog tekeningen van de kleuterschool. Mijn andere dochter niet. Die geeft er niets om.
Ik kan ze niet allemaal tegelijk antwoorden, maar algauw komen twee collega’s binnen. Meteen worden zij aangeschoten door het loslopende deel van de dames.
“Deze mevrouw is al 101, wist u dat?”
“Ja, dat hoor ik net. Wat een leeftijd!”
“Zo’n kachel hadden wij ook. Alleen stond die in een hoek en niet midden voor de klas.”
“Die plaat! Dat aapje! Nu weet ik het weer. Die hing voor de klas, met zo’n letterbord eronder.”
“A is een aapje dat speelt op zijn poot.”
“Die kleertjes heb ik ook nog gedragen.”
“Weet u, ik ben opgegroeid met de boeken van Dik Trom. Ik heb ze allemaal gelezen. Mooie tijd was dat hoor.”
“Hoe kwam ik vroeger die bankjes in? Waren we toen kleiner?”
“Zit er inkt in die potjes? Wij schreven toen met zo’n puntig pennetje. Was best mooi hoor. O, en die schriftjes hadden wij ook.”
Ik schuif de bankjes uit elkaar en in een mum van tijd wanen negen dames op leeftijd zich minstens zeventig jaar terug in de tijd.
Ook de begeleider vouwt zijn lange benen in een bankje. Voor hem blijkt deze nostalgische trip een gelukstreffer. Ze komen uit Utrecht en organiseren geregeld uitstapjes voor 75plussers. Het schooltje van Dik Trom zagen ze vorige week op internet en ze hebben er meteen een uitje van gemaakt. Eerst koffie in de Breek, natuurlijk met zelfgemaakte appeltaart, dan het schooltje en daarna rondkijken in Volendam. Hij besluit ter plekke dat hij hier vaker gaat komen.
Mijn dienst zit erop. Ik zwaai naar mijn collega’s, wens de dames nog een fijne middag, stap in mijn koekblikje en rijd naar huis.
BewarenBewaren
BewarenBewaren
BewarenBewaren
Wat leuk, neem aan dat je daar vrijwilliger bent. Ja herkenbaar hoor die bankjes met inktpotjes, dan ben ik nog een stuk jonger dan je bezoekers maar dat weet ik ook nog wel. Ik was een enorme knoeier vandaar misschien. haha
Ja, sinds een paar maanden ben ik hier vrijwilliger en het is ontzettend leuk. Ik wilde als vrijwilliger iets heel anders dan mijn beroep (ik kwam uit de ouderenpsychiatrie), geen gezorg meer -op wat voor manier dan ook- en dit kwam als bij toverslag op mijn pad op het moment dat ik ging zoeken wat ik dan wel wilde doen.
Je hebt de dames een fijne dag bezorgd!
Wat leuk om te “vrijwilligen” in het Dik Trom museum.
Warme groet.
Heerlijke nostalgie. Met plezier gelezen.
O wat een énig logje! en ik begrijp die dames heel goed hoor, ik zou me er óók 70 jaar…. eh nee dat kan niet, 65 jaar terug wanen en genieten!
Ik herken zelf ook heel veel en ga regelmatig bijna 60 jaar terug in de tijd.
Is een beetje luilekkerland voor je dus;-)
Zo zou je het wel kunnen stellen ja 🙂
Het is je gegund hoor, zéker als het leuke logjes oplevert;-)