Antas schenkt de champagneglazen vol.
‘Stelletje hypocrieten,’ fulmineert hij verder. ‘Iemand fijn christelijk afbranden en zelf een borrel uit een theekopje drinken.’
‘Wind je niet zo op man,’ zegt Suzanna. ‘We drinken niet allemaal uit een kopje.’
‘Neem nou het huwelijk,’ vervolgt Antas, die in het vuur van zijn betoog niet luistert naar wat Suus te vertellen heeft, ‘hoe lang is het nou al geleden dat jullie elkaar trouw tot in den dood beloofd hebben?’
‘Vijfentwintig jaar,’ zegt Kornelis, ‘op de kop af. Daarom zouden we die reis naar Ecuador maken. Maar dat ging dus niet door, omdat jij…’
‘Ach jongen, wat is daar nou aan? Twintig uur vliegen om naar een paar ingehuurde indianen met kralenkettinkjes van de HEMA te koekeloeren. Kijk liever om je heen. Hier beneden is pas echt iets te beleven. Kom, we nemen er nog een. Zum Wohl!’ Hij heft zijn glas. ‘En zijn jullie nog steeds verliefd op elkaar?’
‘Zeker. Ik houd van Suzanna. Ze is mijn vrouw.’
‘Natuurlijk. Kornelis is mijn alles.’
‘Zo natuurlijk is dat niet. Na vijfentwintig jaar is het meestal een en al sleur. Als het niet te indiscreet is, zijn jullie nooit vreemdgegaan?’
‘Ja,’ zegt Suzanna, ‘ik bedoel, heel indiscreet. Nee, bedoel ik. Moet dat dan?’
‘Ook nooit aan gedacht?’
Met enige moeite herinnert ze zich de man met de kolenschoppen. ‘Als je het zo nodig moet weten, ik heb er wel eens over gefantaseerd.’
‘Ah. Gefantaseerd. Lekker veilig. Bang voor het echte werk hè? Net als de rest.’ Antas schenkt de glazen nog eens tot de rand vol. ‘Cheers vrienden. En hoe weet je dan zo zeker dat Kornelis jouw alles is? Als je geen vergelijkingsmateriaal hebt, kun je ook niet kiezen.’ Suzanna kijkt hem met open mond aan. De champagne begint in in haar benen te zakken. ‘Als ik Kornelis was…’
‘Moge God…god dat ver…verhoeden,’ zegt Kornelis met dubbele tong, toch nog ad rem. Antas laat weer een bretel knallen.
‘Als ik Kornelis was, mocht je naar bed met elke man die je wilde. Als je dan voor een ander zou kiezen, vind ik dat alleen maar zielig voor je. Maar dat zou je niet doen, want ik ben de beste.’
‘Nnou… ik mm moet zeggen, daar zit wel wat in,’ zegt Kornelis. ‘the… theoretisch dan.’
Suzanna probeert haar ogen scherp te stellen op Kornelis.
‘Nelis, mag ik zelf ook nog bepalen wat ik wil?’
‘Van mmmij wel,’ zegt Kornelis, ‘maar dan dan moet je verder niet zeuren. Dan ga ik… ik… ik ook mijn gang.’
‘Precies,’ zegt Antas met een klein lachje, ‘vrijheid, blijheid.’ Hij kijkt op zijn horloge. ‘Vrienden, wat een enorme pech. Paradijs moet als de bliksem weg. Over een paar uur vlieg ik weer naar ons kikkerlandje. Jullie pakken morgen de shuttle van Avenida Palace naar het vliegveld en in Madeira haalt mijn goede vriendin Bellia jullie op.’ Hij wenkt Garon, die in een hoek van de bar zit te wachten. ‘Garon brengt jullie thuis,’ dan schudt hij Kornelis de hand en kust Suzanna vaarwel, ‘dag schatten!’ en hij verdwijnt in de menigte.
‘Gg… goed, dan dan gaan wij ook mm… maar,’ zegt Kornelis
Pingback: 6. De verzoekingen van Antonius Abt | Bouwen met taal
Pingback: Het Avontuur zit in jezelf – II 5. Middeleeuwse porno en achterlijke folklore | Bouwen met taal
Ach, zodra je iemand kent is hij/zij niet vreemd meer toch? Moeten we het dan nog vreemd gaan noemen? Als “jaren 60 jongvolwassen ” heb ik te veel ellende gezien van vrije relaties om daar zelf aan te willen mee doen.
Daar zit wat in.
Ik praat wat mannen na’-)
😂😂 Ik dacht al…
Hm, een heftige mening.
Ik vraag me af of Suzanna en Kornelis dit idee in overweging gaan nemen.