“Variée!” De stem galmt door het lokaal. De muziek wordt langzaam zachter. Verstoord kijkt Olga om. Nu al? Het gaat net zo lekker. Eindelijk iemand die het een beetje kan. Niet zo’n onbehouwen hork met rode wangen, en angstzweet onder zijn oksels, die om de twee tellen haar tenen aan gort trapt. Nee, echt iemand die weet wat hij doet. Logisch natuurlijk, want deze jongen assisteert de dansleraar bij haar eerstejaarsgroep. Was ik maar vast tweedejaars, denkt ze, dan waren die klompendansers weg.
Z
De jongen tegenover haar draait zich wat van haar af en weer naar haar toe, zodat het lijkt alsof hij een nieuwe danspartner heeft. Hij geeft haar een knipoog. Olga straalt. Fijn, weer met hem. Verlegen kijkt ze hem aan. “Mag dat wel?” piept ze.
“Och, er mag zoveel niet,” antwoordt de jongen, “en het gaat toch prima?” Olga knikt. “Nou dan! Vooruit meid, jij danst hartstikke goed en dit is de laatste dans vanavond.”
De dansleraar telt; één twee drie, één twee drie. De muziek zwelt aan en en Olga zweeft weg op de klanken van The Last Waltz.
Geschreven voor WE-300 van Plato over het woord afwisseling. Eisen: precies 300 woorden en het woord niet in het verhaal noemen. Ook meedoen en/of andere verhalen lezen over afwisseling? Klik hier.
De foto heb ik gevonden bij dansschooltimmermans.nl
De mensen op de foto komen niet in het verhaal voor.
Ik heb er gelukkig heel mooie herinneringen aan, ik danste licht aan had aan goed dansende partners nooit gebrek. Heb ook nog wel wat jaartje “geassisteerd” op beginnerslessen. maar de mooiste herinnering is natuurlijk dat dat ik er Henk leerde kennen en ja, eind jaren 50 ging het óók al zo;-)
Pingback: Tien ‘vintage’ berichten. | Bouwen met taal