Margreet droogde haar handen aan de handdoek. Het aanrecht was schoon, de eerste was hing al aan de lijn en de volgende draaide zijn rondjes in de machine. Ze keek op haar horloge. Half tien, een mooie tijd voor koffie. Terwijl ze een kopje uit de kast pakte hoorde ze de brievenbus klepperen. De postbode was lekker vroeg vandaag. Ze liep naar de gang en raapte de post van de mat. Een bankafschrift, een rekening en een enveloppe waar met een keurig handschrift haar meisjesnaam op was geschreven. Margreet de Boer, wie noemde haar nog zo? Ze greep een mes uit de keukenla en sneed de enveloppe zorgvuldig open. Toen ze de eerste regels van de brief las, moest ze gaan zitten. Het bloed trok weg uit haar gezicht. Bibberend hield ze het papier vast en las verder………
Geachte mevrouw De Boer, beste Margreet,
Misschien weet je niet meer wie ik ben, dus ik zal het meteen maar zeggen. Ik ben ‘die heks uit de laagte’. Je herinnert je vast die buurvrouw uit je jeugd nog wel. Je was een jaar of vijf geloof ik en had ontdekt dat er in de straat waar je woonde een stoep met drie treetjes liep naar een lager gelegen stukje straat. “De laagte” heette dat in de buurt. Er stonden drie oude huisjes naast elkaar. Ik woonde in het middelste huisje met mijn echtgenoot. Wij konden geen kinderen krijgen en waren verrukt dat er een klein meisje bij ons voor de deur kwam spelen. Zoveel kinderen woonden er namelijk niet in de buurt en de kinderen die er waren, speelden altijd aan de overkant in het parkje. Weet je nog wel? Maar jij bleef aan de huizenkant. Misschien mocht je niet naar de overkant van je moeder, ik weet het niet, maar ik was er in ieder geval heel blij mee.
Iedere keer als je buiten speelde, stond ik met mijn neus tegen het raam gedrukt naar je te kijken. Je liep het trapje af en weer op, je tekende met krijt een hinkelbaan, je knikkerde in het putje, je speelde met een bal tegen het muurtje, je tolde, sprong touwtje of zat soms zomaar op het stoepje.
Na een aantal weken was het trapje kennelijk al beneden je waardigheid en sprong je zo van de rand de diepte in. Best gevaarlijk voor zo’n kleine meid vond ik, dus toen jij dat voor de eerste keer deed, holde ik naar de deur om je te waarschuwen. Je schrok van me en begon te huilen, maar je was al gauw getroost met een koekje.
Daarna was je niet meer bang voor mij en zwaaide je af en toe naar het raam als je mij zag kijken. Ik zwaaide altijd terug. Ik vond je zó snoezig met die twee kleine staartjes in je haar en dat roze brilletje op je neus.
Alles bij elkaar heb je een maand of vier bij ons voor de deur gespeeld. En toen kwam er ineens een eind aan. Je was weer eens bij mij binnen voor de bandjes en mijn man was die dag ook thuis. Je zat met wiebelende beentjes aan onze keukentafel, glas ranja voor je neus, koekje ernaast. Je had net een hele rij bandjes onder elkaar gelegd om de mooiste er weer uit te zoeken. Mijn man en ik keken het glimlachend aan. O, als wij toch eens zo’n kindje als jij hadden mogen hebben.
Op dat moment werd er hard en doordringend gebeld en op de deur gebonsd. “Doe open lelijke heks,” hoorde ik iemand krijsen, “geef me mijn kind terug, anders bel ik de politie.” Ik verstijfde. Jij trok wit weg en rende snel naar de deur.
“Niet doen, mam,” smeekte je, “ze zijn erg lief voor me.” Maar je moeder trok je aan je arm naar buiten.
“Je mag niet bij vreemde mensen naar binnen, dat weet je best. En zeker niet bij die heks uit de laagte. Dat is gevaarlijk.”
“Maar ze is de buurvrouw. Ze is niet vreemd,” hoorde ik jou nog zeggen, terwijl je achter je moeder aan holde, “maham, ze is heel aardig hoor en die opa ook.”
Ik keek jullie na en huilde. Jij bent nooit meer bij ons binnen geweest. De sigaren-bandjes gaf ik je vanaf dat moment aan de deur. Die wilde je nog wel hebben, maar de koekjes en snoepjes die ik je aanbood, weigerde je beleefd:
“Dat mag niet van mijn moeder,“ zei je dan met ernstige ogen achter die dikke brillenglaasjes, ‘’ maar ik vind u wel heel lief.” En weg was je weer. Spelen aan de overkant. In het plantsoentje, met de weinige andere kinderen uit de buurt. Ik keek naar jullie vanachter mijn vitrage. Af en toe zwaaide je naar mij. Dat was erg vriendelijk van je. Je was een goed kind. Wat had ik graag een meisje zoals jij gehad. Maar dat mocht niet zo zijn.
Een paar jaar later zag ik een verhuiswagen voorrijden. Jullie gingen weg. Naar een mooi nieuw huis, kwam je me nog even vertellen met een schuine blik naar je moeder die met haar armen over elkaar naar ons stond te kijken.
Mijn man is al meer dan tien jaar geleden overleden. Als jij dit leest, ben ik ook dood. Misschien kun je nog één keer naar mij komen zwaaien? Dat zou ik erg fijn vinden.
Lieve groet van Truus Gerritse
hoi joke,
ik lees (nu pas) je verhaal.
echt heel mooi.kreeg er kippenvel van.
kan ik uit een reactie opmaken dat het (een beetje) autobiografisch is??
ben benieuwd naar je volgende speciale aanbieding.
Hoi mam,
Dit is absoluut geen aanklacht naar jou hoor.
Ik heb het hele verhaal natuurlijk ook erg uitvergroot. Ik heb de basis gebruikt en daar meer omheen gefantaseerd dan dat er daadwerkelijk aan de hand was. Het is helemaal niet zo heftig gegaan destijds. Jíj hebt niet gezegd dat die mevrouw een heks was, en je hebt ook niet staan schreeuwen, maar als ik gewoon opschrijf hoe het gebeurd is, is het geen verhaal, begrijp je?
Natuurlijk snap ik best dat je toen niet wilde dat ik waar dan ook naar binnen ging. En ik weet ook heel goed dat die mevrouw een beetje vreemd was en dat jij, zelf nog piepjong, dat allemaal wat eng vond. Ik zou waarschijnlijk zelf ook zo gehandeld hebben.
Maar ja, een verhaal is een verhaal. En dat heeft zijn eigen wetten.
Liefs van Joke