“Mam, kom eens kijken. Hier ligt een soort van grote erwt, met een gezichtje en armpjes. Hij lacht naar me. Mam, kom nou! Wat is dat? Maham!” Omdat zijn moeder niet direct reageerde, pakte Jordy zijn vondst met beide armen op en rende ermee naar de voortuin, waar ze de heg aan het knippen was.
“Mam, moet je zien wat ik gevonden heb in de achtertuin. Een grote groene erwt”. Ongeduldig duwde Jordy tegen haar been in de hoop sneller haar aandacht te trekken.
“Hè Jor, pak toch niet alles op wat je op de grond vindt. Dat is vies. Het heeft geregend, het ligt in de modder en je weet nooit of er een hondje over gepiest heeft. Straks word je nog ziek.”
Zonder op te kijken, werkte Jantien gestaag verder aan het fatsoeneren van de heg. Dat joch ook altijd met zijn ontdekkingen. Ze glimlachte vertederd. Een echte jongen was het, zijn broekzakken altijd vol met de meest vreemde spullen. Alles wat hij interessant vond, raapte hij op en voegde het toe aan zijn verzameling in het schuurtje. In huis moest ze die rommel niet hebben. Dat vond ze onhygiënisch, want je wist inderdaad niet waar die troep mee in aanraking was geweest. En nu stond hij weer achter haar te springen van opwinding om een grote erwt. Ze draaide zich om en keek in het verwachtingsvolle gezicht van haar zoon die zijn armen vol had met iets groens. Een erwt? Dat was geen erwt. Dat was een kwuisterling! Van schrik liet ze de heggenschaar op haar linkervoet vallen, maar voor pijn had ze nu geen tijd. Dat ding moest terug naar waar het vandaan kwam en wel vlug, want voor je het wist was Jordy eraan gehecht en dan zat ze ermee.
“Lieverd,” zei ze, “breng dat ding eens gauw terug naar waar je hem gevonden hebt. Dat is een kwuisterling. Die wil ik niet in huis hebben.”
“Maar waarom niet mam? Ik wil hem houden. Hij is zó leuk. Het is net een groen kaboutertje zonder baard in een slaapzak. Hij lacht naar me. Kijk dan mam!”
Ja, daar was Jantien al bang voor. Een jonge kwuisterling ziet er schattig uit. Zeker als ie lacht en kraait. Dan wil je hem helemaal nooit meer wegleggen. Maar dat kon niet, want ze had geen tijd om een kwuister op te voeden, laat staan om hem een jaar te begeleiden. En voor ontkwuisteren was het te laat, dat zag ze zo. Daar was ie al te groot voor. Jemig. Koortsachtig dacht ze na. Misschien kon ze hem bij de buren neerleggen? Die waren niet thuis en hadden bovendien al eens eerder een kwuisterling in huis gehad.
“Nee Jor, je legt hem terug waar je hem hebt gevonden, of we leggen hem in de tuin van buurman Grollebol. Die weet wel weg met groene erwten met gezichtjes.” Jordy’s gezicht betrok. “Maar waarom mag ik hem niet houden? En wat is een kwuisterling eigenlijk?” Jantien keek naar het kraaiende groene wezentje en lachte onwillekeurig terug. Toen vermande ze zich en zei;
lees hier wat Jantien aan haar zoon vertelde.
schitterend verhaal echt leuk Joke.
Hoe bedenk je het? Hoe komt het in je op? En het leuke ervan is het klinkt nog geloofwaardig ook, ik wil ook zo’n groen dingetje in mijn tuin. (*_*)
(leuke opdracht eigenlijk, het maakt me nieuwsgierig naar de andere ontkwuisterende verhalen