āWat is het hier mooi!ā Verrukt kijkt Suzanna kijkt om zich heen.
āNou,ā aarzelt Kornelis, āhet is allemaal wel heel erg belle Ć©poque, met die rode draperieĆ«n, dat goudkleurige vloerkleed en die gebloemde fluwelen armstoelen. Mijn hemel zeg, wat een ouwe chic, alsof we in de negentiende eeuw zijn beland.ā
āTuurlijk, het is wat veel, maar het is toch allemaal hartstikke romantisch? Moet je die trap zien, en die lampen en die ornamenten aan de muur… och, en kijk nou toch, die sierlijke gestreepte leunstoeltjes! Dit is echt een paleis geweest, denk ik.Ā Hartstikke leuk, joh. Ik zie me zo in zoān mooie fin de siĆØclejurk flaneren, compleet met een hoed met veren. En jij misstaat hier ook niet, zo met je linnen broek en je Panama.ā
āWeet je nog wat we ervoor betaald hebben?ā
āNee, en dat wil ik niet meer weten ook. Het is hier prachtig, ik ga ervan genieten en jij doet met me mee!ā Met stevige passen loopt Suzanna naar de lift waar een jongen in uniform staat te wachten met hun koffers. āKom je Nelis?ā
āHeerlijkā, zegt Suzanna als ze, op de tweede verdieping, hun kamer binnenstapt, āwe zijn er. En wat een luxe: twƩƩ dubbele bedden, openslaande deuren, een heerlijk zitje, een grote tv en een staande klok! Joh, wat chic allemaal,ā ze aait over de beddensprei en voelt aan de gordijnen, āecht satijn, wat ik je brom. En kijk, daar op dat tafeltje; druiven en chocolaatjes. Ik vind het nu al leuk, maar ik wil wel eerst even douchen. Wat heb ik dƔƔr behoefte aan.ā
Kornelis schiet in de lach om haar enthousiasme.
āLaat mij dan maar voorgaan, want jij doet er altijd een uur over.ā
āBe my guest, dan pak ik mijn koffer wel vast uit.ā
Binnen een half uur komt Kornelis, gedoucht en geschoren, in een witte badjas en op slippers van het hotel, terug uit de marmeren badkamer. Hij nestelt zich voor de open balkondeuren in een comfortabele leunstoel en kijkt naar zijn vrouw, die druk heen en weer loopt tussen de kast en het kofferrek. Als Suzanna klaar is met het inruimen van haar spullen, pakt ze haar uitpuilende toilettas.
āEn nĆŗ ga ik er onder. Tot over een uur.ā
Kornelis draait zijn stoel naar het balkon en kijkt naar de wereld buiten. Hij voelt zich ineens innig tevreden met de plek waar hij onverwacht terecht is gekomen en geniet van het prachtige uitzicht over de stad. Hij leest iets over de geschiedenis van het hotel en bestudeert een stadskaart die ze bij de receptie hebben gekregen. Daarna luistert hij naar het geronk van optrekkende autoās aan weerszijden van het Praca dos Restauradores. Een zwarte taxi met een groen dak komt toeterend voorbij. Kleine mensjes bewegen zich over de trottoirs. Iets naar links staat de obelisk. Even verderop ligt het Rossio. Duiven als grijze stipjes…
Kornelis schrikt op uit zijn overpeinzingen. Suzanna staat voor hem, met haar haar in een witte handdoek gedraaid.
āZullen we zo een terrasje nemen? Gewoon kijken en luisteren en het leven tot ons door laten dringen?ā
Ah, mijmert Kornelis nog even verder, wat is er nou mooier dan mijn vrouw, net onder de douche vandaan in een witte badjas met een tulband op haar hoofd? Hij staat op, pakt Suzannaās hand en leidt haar naar het bed met de rood/wit gestreepte sprei. Zittend op de rand, trekt hij haar tussen zijn knieĆ«n en pakt haar polsen vast achter haar rug.
āJe hebt nog iets van me te goed.ā
āWat dan?ā
āOmdat je getekend hebt zonder met mij te overleggen.ā
āOh dat.ā
āJa dat.ā
Met een zwaai gooit hij haar op het bed, draait haar aan haar pols op haar buik en slaat de badjas terug. Over haar heen gebogen, met zijn armen als een tang om haar middel en zijn hoofd tegen het hare, fluistert Kornelis in haar oor:
āEen, twee, drie, vier, vijf, de bakker sloeg zijn wijf.ā
āAu, gek. Doe niet zo raar!ā Suzanna probeert haar armen los te wringen uit zijn ijzeren greep, maar Kornelis houdt stand en legt zijn hoofd weer tegen het hare.
āZes, zeven, acht, negen, tien, wie niet weg is gezien.ā
āNelis! Wat is er met je aan de hand? Zoiets heb je nog nooit met me gedaan.ā
Weer legt Kornelis zijn hoofd tegen het hare. āSuus,ā fluistert hij in haar oor, āwat heb je me te zeggen?ā
āNiks. Dat je me pijn doet.ā
āDat het je spijt?ā
āNooit! Van mijn lang zal ze leven niet!ā
āElf, twaalf, dertienāā¦
āAuwauwauw, nee, hou op! Het spijt me.ā Kornelis laat haar meteen los.
āDan weet ik het goed gemaakt. Draai je maar om en doe je benen wijd. Je wilde toch zo graag het leven tot je door laten dringen?ā
Bron: geheugenvannederland.nl
Pingback: 6. De verzoekingen van Antonius Abt | Bouwen met taal
Pingback: Het Avontuur zit in jezelf – II 5. Middeleeuwse porno en achterlijke folklore | Bouwen met taal
Stiekem hoop ik toch op een tourtje door Lissabon. Het is er boeiend genoeg.
Zozo. Kornelis in de ban van zijn vrouw en hoe! Dat moet de invloed van het weelderige hotel zijn.
Hoe je het beschrijft, heerlijk.
ps
Het was een balspelletje dat begon met ‘Karel een, brak zijn been’. Hoe Kornelis daar bij komt is een raadsel. š
Dat versje heb je inderdaad ook nog, maar ik denk dat Kornelis de klok heeft horen luiden en niet helemaal meer heeft geweten waar de klepel ook alweer hing. Want hij haalt hier twee kinderrijmpjes door elkaar. Het eerste rijmpje gaat maar tot vijf en het tweede (waar jij het over hebt) gaat tot acht.
Een, twee, drie, vier, vijf,
de bakker sloeg zijn wijf.
Al met een houten hamertje,
het bloed spoot door het kamertje!
Een, twee, drie, vier, vijf,
de bakker sloeg zijn wijf.
en
Karel 1, brak zijn been,
Karel 2, sprong in zee,
Karel 3, brak zijn knie,
Karel 4, dronk een glas bier,
Karel 5, sloeg zijn wijf,
Karel 6, kurk op de fles,
Karel 7, klok op zeven,
Karel 8, soldaat op wacht,
Karel 9, gaf de zegen,
Karel 10, wie niet weg is, is gezien!
jaja de kinderliedjes van vroeger waren erg pedagogisch verantwoord š
Pedagogisch, haha. De betekenis van sommige liedjes hadden we niet eens door.
Dat eerste versje ken ik niet, de andere natuurlijk helemaal.
En Kornelis zal er niet om malen. ā»