…
Het is afgeladen druk op de terrasjes en op straat in de Rua das Portas de Santo Antão. Mannen met een ijzeren glimlach proberen Kornelis en Suzanna goedkope Italiaanse visrestaurantjes in te lokken. Maar in de betegelde Moorse binnenplaats van het Casa do Alentejo hangt een weldadige stilte. Tussen de hoefijzervormige bogen klatert alleen een straaltje water uit het stenen fonteintje. Ze lopen de statige marmeren trap op naar de derde verdieping. De kleine eetzaal zit al bijna vol. Een ober met een voorschoot leidt ze tussen de roezemoezende gasten naar een tafeltje aan de zijkant. Hij geeft ze de kaart en zet een mandje met brood, en bakjes met worst en olijven neer. Ze vouwen de kaart open en bestuderen het menu. Kornelis lacht.
‘Het lijkt me allemaal heerlijk. Ik heb geen idee. Wat zullen we doen?’
‘Nou, in de brochure op de hotelkamer stond dat het varkensvlees hier erg speciaal is, omdat het komt van kleine zwarte Iberische varkentjes die vrij rondlopen op de Alentejaanse vlaktes. En ze zeggen ook dat de porco a alentejano het lekkerst is. Dan wordt het vlees gemengd met zeevruchten en gebakken aardappelen. Een soort surf en turf zeg maar.’
‘Nou, laten we dan maar niet moeilijk doen. Dat lijkt me wel wat.’ Kornelis wenkt de ober en bestelt tweemaal carne de porco à alentejano, met een karaf rode wijn. Hij steekt een olijf in zijn mond en wijst naar de azulejos* op de muren. Terwijl Suzanna belangstellend opzij kijkt, schuift hij onder tafel zijn hand tussen haar benen. Suzanna krijgt een kleur.
‘Nelis!’ sist ze fluisterend, terwijl ze zijn hand wegduwt. ‘Niet doen! Wat moeten ze wel niet van ons denken?’
‘Dat je een lekker stuk bent,’ fluistert Kornelis terug.
De ober brengt hun bestelling. Suzanne neemt een hap van het vlees en sluit haar ogen. ‘Verrukkelijk! Joh, wat is dit lekker.’ Ze eten in stilte, tot Suzanna haar keel schraapt. ‘Nelis?’ vraagt ze voorzichtig.
‘Ja?’
‘Dat van vanmiddag. Had je dat van tevoren bedacht?’
‘Wat bedoel je?’
‘Nou, met dat een twee drie vier vijf?’
‘Oh dat. Nee, dat kwam zomaar in me op. Maar ik had er wel eens een beetje over gefantaseerd. Hoe vond jij het?’
‘Spannend,’ zegt Suzanna zacht.
‘Ja? Wat vond je spannend?’
‘Dat ik geen kant meer op kon. Het voelde heel raar. Ik vond het eng, want ik wist dat je iets geks met me ging doen en toch voelde ik me veilig.’
‘En dat een twee drie vier vijf?’
‘Ja, ook. Toen ik op mijn buik lag en je op mijn billen sloeg. Ik werd er opgewonden van. En van je fluisterstem ook. Dat wist ik niet van mezelf. Hoe vond jij het?’
‘Opwindend.’ Zwijgend drinken ze hun wijn.
‘Nelis?’
‘Hmm?’
‘Toen we daarna vreeën, hè?’
‘Ja?’
‘Toen kwam ik heel erg.’
‘Echt?’ Kornelis kijkt haar belangstellend aan.
‘Ja, omdat het zo spannend was. Net als in mijn fantasie.’
‘Wat voor fantasie?’
‘Die heb ik je nog nooit verteld. Ik heb hem al heel lang.’
‘O?’
‘Als klein meisje had ik een keer een enge droom. Over dat ik alleen in een donker bos was.’
Kornelis trekt een wenkbrauw op. ‘Ja?’
‘Ja. En later heb ik daar verder over gefantaseerd.’
‘O?’ Hij fronst en zijn tweede wenkbrauw kruipt ook omhoog.
‘Zal ik hem vertellen?’
‘Je zal wel moeten, want nu ben ik hartstikke nieuwsgierig.’
*azulejo’s kleurige, geglazuurde tegeltjes