Gisteren hoorde ik een intrigerend woord: hoofdlegger. Het verhaal ging over iemand die een afgehakt hoofd op de Amstelveenseweg in Amsterdam had neergelegd.
Nou denk ik bij dit woord eerder aan de baas van een aantal vloerenleggers, de chef van de leggers zo u wilt, dan aan iemand die ergens een hoofd van iemand anders neerlegt. En in tweede instantie denk ik aan mijn opa. In de eerste helft van de twintigste eeuw bracht die, als beurtschipper (een woord dat je niet veel meer tegenkomt) geregeld vrachtjes drinkwater naar bijvoorbeeld Texel. Dat water werd opgeslagen in grote vaten die leggers genoemd werden. Er waren ook halve leggers, dat waren kleinere vaten, maar over een hoofdlegger had ik nog nooit iets gehoord. (Wat zou dat dan moeten zijn? Het grootste, het voorste, het belangrijkste vat?)
Ik kon het niet laten om het woord op te zoeken en wat blijkt? Hoofdlegger komt helemaal niet voor in de woordenboeken, synoniemenlijsten en encyclopedieën. Het woord legger wel, dat heeft meerdere betekenissen, maar neerlegger van een hoofd staat er niet bij. Het wordt onder meer beschreven als drinkwatervat, als plankendrager, als boekenlegger, als een met vocht gevulde onderhuidse zwelling, als synoniem voor register (een inschrijvingsboek, of een boek met aktes) en als belangrijkste balk waar, in combinatie met dwarsleggers, een vloer op gelegd wordt zodat je daar niet doorzakt.
Nu vraag ik mij af: als die man in Amsterdam het hoofd dwars had gelegd, hadden ze hem dan een dwarsleggende hoofdlegger genoemd?
N.B. Voor de goede orde: ik vind het een drama dat een jonge man op zo’n akelige manier is omgebracht.
Hoofdlegger, eens moet dat beroep toch een naam krijgen.
Grinn 🙂
Ja zo verzinnen ze de woorden ter plekke maar denk ik. Maar ondanks het drama een mooie verhaal van je.