Ze leest!
Ik was op de kop af drie jaar oud toen ik ontdekte dat de vreemde tekens die ik overal zag – in boeken, kranten, tijdschriften, op winkelruiten, en zelfs op de verpakking van de hagelslag – belangrijk waren. En dat je, door die tekentjes aan elkaar te rijgen, een woord kreeg, of een zin, of zelfs een heel verhaal. Dat wilde ik ook kunnen. Dus ik rustte niet voordat mij die geheime boodschappen uitgelegd waren.
āWat staat daar, pap? En daar? En wat betekenen die dingen? Kun je dat óók lezen. pap?ā Ik stelde mijn vragen vooral aan mijn vader, want mijn moeder had daar geen geduld voor. Die antwoordde met dooddoeners als; “Daar ben je nog te klein voor, of, dat leer je nog wel als je op de grote school bent”. Maar daar nam ik geen genoegen mee. Hoezo grote school? Ik was drie en mocht nog niet eens naar de bewaarschool. Maar mijn vader vond het leuk dat ik dat allemaal wilde weten, dus die leerde mij lezen. Het geluksgevoel dat mij overspoelde toen ik mijn eerste woord ontcijferde, staat me nog levensecht bij. Ik kon lezen! Dus toen ik eindelijk naar de kleuterschool kon, liep ik meteen naar het boekenhoekje, tot grote verbijstering van de non die de klas onder haar hoede had.
āZe leest echt!ā voegde ze mijn moeder toe, die ā toch wel trots op de prestaties van haar eersteling – zich de lof graag liet aanleunen.
Gevonden!
Dat is nog eens geluk hebben, dacht ik, toen ik begin jaren zestig als elfjarige op straat een papieren rijksdaalder vond. Een fortuin! Ik kreeg vier dubbeltjes zakgeld in de week, waarvan ik twintig cent in mijn spaarpot diende te stoppen. Daarmee spaarde ik voor een boek dat fl. 4,90 kostte, maar ik moest er ook cadeautjes voor mijn zusjes en vriendinnetjes van kopen. Dus dat boek schoot niet erg op. Ik raapte het briefje op en liep er verheugd mee naar mijn moeder: āKijk eens mam, dit heb ik gevonden.ā
āDat is niet van jouā, zei ze, ādat heeft iemand verloren. Dat moet je teruggeven.ā
āMaar dat kan toch niet? Hoe weet ik nou wie het kwijt is?ā
āDan moet je het aangeven bij de politie.ā Ze was onverbiddelijk en nam me mee naar Bureau Raampoort, waar de dienstdoende agent bereidwillig mijn vondst in een groot boek opschreef. Mijn naam en adres ernaast.
āAls er iemand om komt, zal ik het je laten weten,ā zei hij vriendelijk, āen tot die tijd moet je het geld maar heel goed bewaren. In je spaarpot of zo. Dan kun je er niet aankomen. En als na een jaar nog niemand het geld is komen opeisen, dan mag je het houden.ā Ik hoopte vurig dat niemand zou kunnen bewijzen dat hij of zij het briefje verloren was en bestudeerde geregeld mijn steeds voller wordende spaarvarken.
Wat een geluk, dacht ik, toen ik het geld een jaar later mijn rechtmatige eigendom mocht noemen.
Het is er nog!
Met het briefje van fl. 2,50, aangevuld met mijn gespaarde kwartjes, dubbeltjes en stuivers, drukte ik de volgende dag mijn neus tegen de winkelruit. Tevreden constateerde ik dat het door mij zo begeerde boek, Karen van Marie Killillea, er nog lag. Het jaar daarvoor had ik naar een hoorspel over Karen geluisterd.Ā Het meisje was geboren met polio en had -met veel pijn en moeite- en met hulp van haar vader en moeder, en een hele reeks hulpverleners eromheen, een gelukkig leven weten op te bouwen. Ik moest erom huilen en wilde het met alle geweld lezen. Maar in de bibliotheek kreeg ik het niet mee, omdat het veel te moeilijk voor mij zou zijn. Dat vond ik niet, dus kocht ik het zelf wel.
Jammer genoeg was het intussen 25 cent duurder geworden, dus ik wilde beteuterd de winkel weer uitlopen, toen de verkoper mij tegenhield; “Wacht eens even meisje, iemand die zó lang voor een boek heeft gespaard, mag wel beloond worden. Zo is het wel goed.” En hij pakte het boek netjes voor me in.
Het gevoel toen ik -met het pakje onder mijn arm- de boekwinkel uitstapte, is met geen pen te beschrijven.
Je ad in ieder geval twee verstandige ouders die je iĆ©der heel belangrijke dingen geleerd hebben. helemaal tóp natuurlijk dat je óók nog te maken kreeg met een invoelende boekverkoper waardoor de les van “sparen voor iets dat je graag wilt hebben”geen afknapper werd.
Daarom heet het stuk ook “klein geluk”.
Sorry Riet, ik wilde je een duimpje omhoog geven, maar klikte verkeerd.
O, wat een heerlijk verhaal zeg …….. wat zal jij op dat moment gelukkig en rijk zijn geweest š
Maan roos vis
sommigen krijgen het lezen zonder veel energie
met hulp van de familie
heel snel onder de knie
verslinden dan boeken zoals Fransen zachte brie
Graag ‘gelezen’, Joke! š
Lenjef
Boeken verslinden als zachte brie, wat een grappige vergelijking,
Genoten!