Op de sterfdag van mijn vader (8-8-1927 – 21-12-2012) luisterde ik naar liedjes van Freddy Quinn, een zanger waar hij in de jaren 50 en 60 helemaal verzot op was. Freddy zong vooral zeemansliederen en hoewel mijn vader alleen met heel veel overredingskracht op een boot te krijgen was, en zich totaal niet sentimenteel uitte op wat voor manier dan ook (behalve later als hij flink had gedronken), kon hij deze songs toch goed invoelen. De liedjes gingen over heimwee, over je land kwijtraken en over terugkeren na een lange periode van afwezigheid. Ik vond de muziek ook heel mooi, maar ik begrijp eigenlijk nu pas, waarom hij zich zo vereenzelvigde met deze zanger en zijn teksten. En waarom hij altijd vooral is blijven houden van de Duitse schlagers uit die tijd.
Mijn vader werd geboren in Duisburg, waar zijn ouders sinds 1925 woonden omdat er in Nederland destijds niet of nauwelijks werk te vinden was. Het was crisis, maar in Duitsland kon mijn opa nog goed aan het werk en ze kregen daar een mooi huis met een tuin. Ze hebben daar gewoond tot alle niet-Duitsers, zo tegen het begin van de WOII, het land weer werden uitgezet. Mijn vader moet dus een jaar of negen geweest zijn toen ze met zijn allen: vader, moeder en 8 kinderen, terecht kwamen op een piepklein bovenhuisje in de Amsterdamse Kinkerbuurt.
Daar zat het de familie niet erg mee. Er was in Amsterdam geen werk te krijgen en zeker niet voor mensen die net binnenkwamen, dus kreeg hij steun, net genoeg om de huur te betalen en een eenvoudige maaltijd. De oudere kinderen, die al konden werken, kregen niets. Om voor die financiële ondersteuning in aanmerking te komen, moesten de mensen een of twee keer per dag een stempel halen in een stempellokaal. Dat stempelboekje werd aan het eind van de week afgetekend als ze hun steun daadwerkelijk kwamen ophalen. Op een gegeven moment werd mijn opa gedwongen om in de toenmalige werkverschaffing te werken. Dat vond hij op zich minder erg dan dat vernederende stempelen. Bovendien leverde het net iets meer geld op dan steun alleen. Hij werkte vanaf toen tot ca. 1942 mee aan de aanleg van het Amsterdamse Bos, zes dagen per week. Daarna moesten ze maar zien hoe ze rondkwamen.

Vanaf 1942 begon de Duitse bezetting jongens en mannen te ronselen voor de Arbeitseinsatz. Ook een verplichte bezigheid, maar zonder loon en je moest ervoor naar Duitsland. Mijn opa wist erbuiten te blijven, maar twee van zijn zoons werden opgepakt tijdens een razzia en in een wapenfabriek tewerkgesteld. Mijn vader, nog geen zestien, reisde zijn broers achterna en werd ook opgepakt. Hij heeft nooit veel verteld over zijn tijd als dwangarbeider in Duitsland, net zo min als zijn beide oudere broers iets loslieten over hun ervaringen. En toen iedereen weer terug was en er weer werk kwam door de wederopbouw van het land, kwam mijn opa op eerste kerstdag 1947 om het leven door een ongelukkige misstap in de Amstel. Het was al met al een zware tijd voor de hele familie.
Tja, en toen mijn vader eenmaal trouwde met mijn moeder in 1950, was het ook geen vetpot. Hij was nooit echt gelukkig in het vinden en houden van werk en vond pas rust ergens in de jaren zestig, toen hij ging werken als chef banket bij Ruteck’s op het Rembrandtplein. Nog weer later werd hij tabletteur bij een pillenfabriek. En ook daar had hij het naar zijn zin. Maar ik heb hem zijn leven lang nauwelijks anders gekend dan als een sombere, in zichzelf gekeerde man, die het heel moeilijk vond om ronduit te genieten van het leven. Alleen in zijn tuin, in het huis waar ze begin jaren tachtig kwamen wonen, was hij gelukkig. Hij ging helemaal op in de bollen, de planten en de struiken die hij plantte en was er trots op dat zijn bloemen altijd veel mooier en weelderiger bloeiden dan die van de buren.
XXX
Ik vermoed, achteraf -en ik weet niet of het waar is, want hij heeft er nooit over willen praten – dat het verschil met zijn gelukkige eerste jonge jaren in Duitsland erg groot is geweest en dat hij daarom altijd is blijven terugverlangen naar die fijne, onschuldige lagere schooltijd die hij in Duisburg had gekend.
Zien jullie het verschil tussen de 8- en de 12-jarige Karel? Ik wel.

Andere kant van het land en een 5-7 jaar later in de geschiedenis…. het verhaal van jouw vader bijna identiek aan dat van mijn vader… 36-15, als kind van nsb-er dat bij de geboorte tbc en het 1e jaar van zijn leven in het ziekenhuis moest verblijven… en inderdaad nooit echt gelukkig, niets kunnen uiten, Duitse Schlagers, ik ken ze ook allemaal nog, woord voor woord… en net als jij, bij het ouder worden, vallen enkele kwartjes he
Ja en ik vind het bijzonder eigenaardig dat die kwartjes nu pas vallen, want we hebben er met zijn allen ons hoofd gebroken over waarom hij nou zo stug en somber was. Overigens zat dat in de hele familie. Mijn neven en nichten hadden ook zo’n vader/moeder. Dus het moet echt niet fijn geweest zijn toen. (Alhoewel we ook weleens denken dat er een chronische vorm van depressie in de genen van de familie van mijn vader zit, omdat wij daar allemaal behoorlijk last van hebben.)
Precies ja…. ik ben vanaf mijn 18e in het psych.circuit bezig… telkens weer kwam/komt naar boven drijven hoeveel ik van mijn vader heb (alles, behalve zijn uiterlijk & geslacht) … Ik wil hier op jouw blog niet uitwijden, maar zou probleemloos een heel relaas kunnen tikken nu.
Familiecontacten zoals jij ze beschrijft heb ik niet maar ik ‘besef’ wel waarom mijn vader was zoals hij was, waarom ik ben zoals ik ben en waarom wij ons beiden altijd als ‘buitenaards’ voel(d)en…
Ruteck’s daar kwamen mijn ouders toen ze jong en verliefd waren
Als je deze geschiedenis hebt gelezen begrijp je waarom je vader van Freddy Quin hield. Heimwee, dat woord bestaat niet voor niets. Het verschil in de foto’s.
Het onbevangene is verdwenen. Ik zie vooral spanning op de tweede foto.
Je lijkt op je vader, qua uiterlijk wel te verstaan. Ik ken je niet voldoende om over je innerlijk iets te zeggen.
Prachtig verteld verhaal. Heimwee naar een gelukkige jeugd. Ik geloof dat ik het verband met de liedjes van Freddy Quin wel een beetje begrijp. En ja, ik zie het verschil ook.