“IJssie prieeeemaa!! IJssie prieeemaaaa!!!” Galmend klonk de stem van de man achter de ijskar door de lege straten. Alsof hij een toverformule had uitgesproken, kwamen plotseling van her en der kinderen van allerlei formaat de deuren uitrennen. De Tuinstraat, die er kort tevoren nog had uitgezien alsof er helemaal geen kinderen woonden, was ineens bevolkt met Pietjes, Mientjes, Jopies en Keessies; hun knuistjes stevig om de stuivertjes geknepen. “Eentje fan fijf.” “Ik eentje fan een duppie.” “Op een stokkie, met sukkela,” klonk het... Lees verder →