In het vliegtuig naar Los Angeles dacht ik, na een uurtje of zeven vliegen: “Dit nooit meer!” Het vliegtuig was afgeladen vol. Mijn benen deden pijn en mijn rug voelde alsof ik 7 uur opgepropt had gezeten in een te krappe vliegtuigstoel naast een enorme dikke Amerikaan. Wat ook zo was. Gelukkig zat ik aan het gangpad en hij in het midden, wat de helft scheelde. Intussen had ik, op mijn privé filmschermpje (luxe hoor!) ongeveer acht afleveringen gezien van vier verschillende Amerikaanse series die ik thuis toch al volg, maar die ik toevalligerwijs nog niet had gezien, ik had een stukje Black Swan bekeken en nog een stukje van The King’s speech gezien en mijn ogen stonden op scheel. Ik had de krant gelezen, de oortjes van mijn MP3-spelertje in mijn oren gedaan, maar er – vanwege het lawaai van de motoren niets van kunnen horen. Ik had geprobeerd te slapen, wat niet wilde lukken. Ik had water gedronken, jus d’orange, tomatensap en weer water. Ik had een maaltijd verorberd, een snackje gegeten, een zakje zoute amandelen genuttigd en nog weer iets anders te eten gekregen. Ik was elk uur even opgestaan om een rondje naar het toiletje te maken. Ik was het zat en ik moest nog minstens vier uur, want we hadden wind tegen had de gezagsvoerder ons via de intercom meegedeeld. Kortom; ik besloot daar en dan dat ik nooit meer zo’n lange reis zou maken.
Maar zodra we geland waren, was het leed geleden. Want Amerika blijft een fantastisch land. Behalve dan dat we ontvangen werden als eersteklas boeven. Bij het verlaten van het vliegtuig moesten we ons paspoort geopend in de hand houden. Aan weerszijden in de slurf stonden een stuk of tien, zwaar bewapende, politie agenten die ons nors aanstaarden. Daarna in een lange rij wachten voor de paspoortcontrole waar van alle tien onze vingers afdrukken werden gemaakt en van mijn onbebrilde hoofd een foto. Wat we hier kwamen doen, of we al eens eerder in Amerika waren geweest, zo ja wanneer en hoe lang dan, waarvoor dan wel en waar was dat? Tot slot alleen nog de douane door, die ons ook al onvriendelijk toesnauwde dat we door mochten lopen, maar toen lag de nieuwe wereld dan ook helemaal voor ons open.
ik hou niet zo van vliegen, vind twee uur lang zat.
ik ga snel verder lezen
Met Sjeng en de auto is het helemaal goed gekomen gelukkig. Hij rijdt nu en ik zit er lekker naast, te vertellen hoe de Amerikaandse TomTom werkt en waar hij dan links of rechtsaf moet 😉