Bouwen met taal

Jokezelf over gisteren, vandaag en morgen

Een hele troost

Martijn, net zes geworden, heeft zwemles. Samen met zijn één jaar jongere vriendje Bas, wordt hem twee keer per week een half uur de edele beginselen der zwemkunst bijgebracht. Ze kunnen al drijven; op hun rug en hun buik, met een plankje om zich aan vast te houden. Ze kunnen onder een hoepel door zonder dat ze schrikken van het water in hun neus en oren, en ze springen, zonder blikken of blozen, zó van de kant in het (ondiepe) water.

Sinds een paar weken oefenen ze de beenslag en – tot zijn eigen verbazing-  lukt het Martijn om van de ene naar de andere kant te komen zonder te gaan staan. Hij vindt het een wonder!

“Nu kan ik zwemmen mam!” zegt hij stralend, als hij na de les druipend de kleedkamer in komt, “dan mag ik nu zeker wel gauw het diepe in hè?”

Ik probeer de vreugde een beetje te temperen, want we zijn pas tien weken bezig en er staat een klein jaar voor het A-diploma, maar dat mag voor hem de pret niet drukken.

Zijn vriendje staat er wat sip bij. De beenslag wil bij hem nog niet zo goed. Steeds als hij het probeert, zakt hij naar beneden.

“Ach joh,” probeert zijn moeder hem op te beuren terwijl ze hem droogwrijft, “als je goed je best doet, leer jij het ook hoor. Martijn is al zes moet je rekenen, en als jij zes bent, kan jij het nèt zo goed. Dat zul je zien.”

Maar die bemoedigende woorden zijn niet aan Bas besteed, want onderweg terug in de auto houdt hij stug vol dat hij de volgende keer niet meer wil. Als je toch niet kunt zwemmen, kun je maar beter niet naar zwemles, lijkt zijn visie op het geheel te zijn. Ondertussen gooit Martijn nog eens olie op het vuur door luidkeels te beweren dat hij de beste van de groep was en wel zó goed dat hij het van meester Jan voor mocht doen. Voor we het in de gaten hebben, zijn de jongens achter ons gewikkeld in een vuistgevecht dat in een professionele boksring niet zou misstaan, terwijl hun beider kleine zusjes onmiddellijk partij trekken voor hun eigen broer en ook flinke peuten beginnen uit te delen. Een oorverdovend geschreeuw vult het kleine autootje.

“Nou ja,” zucht de moeder van Bas, “het schiet gelukkig al op. We hoeven nog maar veertig weken drie keer op en neer te rijden.”

Herinnering uit 1984. Martijn en Bas zijn inmiddels flinke dertigers en hebben allebei erg goed leren zwemmen.

Hun zusjes – twee jaar later – trouwens ook

 

Delen

Geef een reactieReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Informatie

Dit bericht was geplaatst op 28 jul 2010 door in Kind en getagd als , , , , , .

Navigatie

Ontdek meer van Bouwen met taal

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder

Mobiele versie afsluiten
%%footer%%